Niet de islam maar economische en politieke misère bedreigt Bosnië

De IS-vlag wappert nu ook in Europa, kopte deze krant (DM 3/2). Het mag niet verbazen. Onthoofding als middel om de tegenstander angst aan te jagen is niet door de jihadisten van IS uitgevonden. Al tijdens de oorlog in Bosnië hebben daar vechtende jihadisten minstens 31 Servische soldaten op deze manier omgebracht.

Op 27 mei 1995 namen leden van de zogenaamde El Mujaheed-eenheid van het Bosnische leger het kleine, maar strategisch belangrijke plaatsje Vozuca in. Deze eenheid bestond voornamelijk uit strijders die afkomstig waren uit Afghanistan, Pakistan, Tsjetsjenië en Algerije en is verantwoordelijk voor de onthoofding van een groep Servische militairen, die na de slag gevangen was genomen.

De Kroatische krant Slobodna Dalmacija publiceerde op 27 september 2001 een artikel, gebaseerd op documenten van het Hoge Gerechtshof in Den Haag, dat onderzoek doet naar oorlogsmisdaden in ex-Joegoslavië. Hierin wordt gesproken over de vondst van in totaal 31 onthoofde lichamen van Servische militairen op plaatsen waar deze islamitische vrijwilligers gevochten hebben. De onthoofdingen zijn op camera vastgelegd en de chef van de toenmalige Bosnisch-Servische militaire inlichtingendienst Milovan Milutinovic heeft ze destijds aangeboden aan een Nederlandse nieuwszender. De beelden zijn echter nooit opgedoken op westerse tv-zenders.

Aan het begin van de drie jaar durende burgeroorlog in Bosnië en Herzegovina waren de moslims in het land getalsmatig in de meerderheid, maar in militair opzicht veel zwakker dan hun Servische tegenstanders. Vrijwilligers uit verschillende hoeken van de islamitische wereld snelden naar Bosnië om aan de zijde van hun geloofsgenoten mee te vechten. Hun komst werd begeleid door financiële en militaire hulp uit landen als Iran en Saudi-Arabië. Vanaf augustus 1993 werd de eenheid ‘El Mujaheed’ – de internationale vrijwilligers – zelfs officieel onderdeel van het door moslims gedomineerde Bosnische regeringsleger. Voor misdaden begaan door deze eenheid, werd generaal Rasim Delic in Den Haag veroordeeld tot een driejarige gevangenisstraf.

Na de oorlog is een aantal van deze strijders in Bosnië gebleven. Hun precieze aantal is niet bekend; men gaat uit van een paar honderd tot 3.000 mensen. Als beloning voor hun militaire diensten werd hen het Bosnische staatsburgerschap toebedeeld. Het grootste gedeelte woont nu in Centraal-Bosnië in de omgeving van de stad Zenica.

Volgens een rapport van Crisis Group Europe vormen de nazaten van deze jihadisten geen directe bedreiging voor de veiligheid in Europa. De Bosnische economische en politieke crisis is echter wel een voedingsbodem voor islamitisch fundamentalisme in het land.

Marko Babic die doceert aan de Universiteit in Warschau stelt dat salafisme in Bosnië moet worden belicht vanuit een sociale en politieke context. Salafisme is de religieuze uitspatting van de algemene ontevredenheid over de betreurenswaardige situatie waarin de hedendaagse Bosnische maatschappij verkeert. Dezelfde conclusie kan worden getrokken voor andere delen van ex-Joegoslavië waar overwegend moslims wonen, zoals het zuiden van Servië, Kosovo en Macedonië. Autochtone Bosnische moslims die een religieuze opleiding hebben genoten in landen als Pakistan, Qatar en Saoedi-Arabië keren daarna vaak terug naar hun land. Ook om deze reden is het gevaar van islamitisch radicalisme in dit land groter dan in andere regio’s op de Balkan met een grote moslimpopulatie.

Dit artikel is op 4 februari 2015 gepubliceerd in De Morgen.